125 leerzame gesprekken over apps & websites?

coverVan Kennisnet / Mijn kind Online komt “125 leerzame apps & websites” met als ondertitel: voor kinderen van 4 tot 12 jaar.

Laat ik beginnen met de opmerking: als je leraar bent in het basisonderwijs, dan is het gewoon een PDF om te downloaden en eens door te lezen.

En daarna twijfel ik een beetje. Want het document riep bij mij een heleboel vragen op. En zelf vind ik dat super. Het zet mijn hoofd aan het werk, zeker als ik daar niet meteen zomaar de antwoorden bij heb. Maar als ik die vragen hier beschrijf, dan kun je dat ook lezen als het schieten van gaten in het document. En zo is dat wat mij betreft niet direct bedoelt.

Goed, daar gaat hij:
Bestuurders in gesprek met leraren?
Het eerste intrigerende kwam ik al tegen in het persbericht van Kennisnet zelf over het document. Daar staat namelijk:

Met ‘125 leerzame apps & websites’ wil Kennisnet leraren inspireren om met apps in de klas aan de slag te gaan. Maar de inspiratiebrochure is ook bedoeld om bestuurders in het primair onderwijs te helpen om met hun medewerkers te praten over de kwaliteit van digitale inhoud voor leerlingen.

Dit lijkt een toevoeging te zijn van de PR-afdeling, want nergens in het document kom ik echt handvatten tegen voor leidinggevenden. Ik zou het super vinden als leidinggevenden op basisscholen inderdaad in met hun leraren in gesprek zouden gaan over de kwaliteit van het leermateriaal dat gebruikt wordt. Maar minstens net zo handig is het als de leraren zelf met elkaar in gesprek gaan hierover. Maar ook zij zullen daar in het begin wat hulp bij nodig hebben.

Zo herken je kwaliteit
Dat met elkaar in gesprek gaan over de kwaliteit van apps en websites zou wellicht kunnen op basis van een aantal van de stukjes achtergrondinformatie die er in het document gegeven wordt (“om kwaliteit van pulp te onderscheiden“).
De vier pijlers die gegeven worden (op basis van dit bericht over een reviewstudie in de VS), zijn overzichtelijk (in het document worden ze verder toegelicht):

  1. De app zet aan tot actief denken en zet de hersens ‘aan;
  2. De app houdt een kind betrokken;
  3. De app is betekenisvol;
  4. De app zet aan tot sociale interactie.

Hoe het voor leraren na te gaan is of een app is “getest door wetenschappers op educatief gehalte, of de makers [..] overduidelijk het werk van ontwikkelingspsychologen als Maria Montessori en Jean Piaget [hebben] gelezen en hun inzichten een plaats gegeven in de app“, wordt niet helemaal duidelijk. Ik wordt dan meteen nieuwsgierig of de makers van het document daar een beeld bij hebben. De citaten van Montessori, Piaget en Vygotski die in het document staan, geven in ieder geval niet direct de onderlinge verschillen weer en ik weet niet of een leraar basisonderwijs die koppeling met een app wél meteen kan maken.

En er is nog wel wat meer om te checken, zo lees ik:

  • Is de app of website leuk, overzichtelijk en visueel aantrekkelijk om te zien?
  • Ondersteunt het uiterlijk de inhoud en het doel van het spel of de educatieve doelstelling van de app of website?
  • Zet de vormgeving aan tot interactie en snappen kinderen wat de bedoeling is?
  • Wordt er gebruik gemaakt van herkenbare iconen?
  • Wordt er naast beeld ook gebruik gemaakt van goed verstaanbaar geluid?
  • Zijn de teksten goed geschreven en afgestemd op de doelgroep?

Goede tips, maar best wel veel werk om dat bij apps en websites allemaal vast te stellen. Bij de 125 apps en websites die in het document voorbij komen, zijn bovenstaande vragen in ieder geval níet beschreven.

Beschrijving van de apps / websites
websites Ik ben ook niet gaan tellen of het document écht 125 apps en websites bevat. Ik heb wel even naar de beschrijvingen gekeken. Die zijn kort, beknopt, en vooral positief geformuleerd. Ik kon zo snel bij geen enkele van de apps een kritische noot vinden. Hiernaast zie je de pagina over websites die met programmeren (bovenbouw) te maken hebben.

Voor mij als leraar zou dit een heleboel vragen oproepen over hoe en wanneer ik een of meer van die omgevingen die hier genoemd worden nou zou kunnen/willen inzetten. En ook hoe dat zich verhoudt tot wat leerlingen in de jaren ervoor op dat gebied gedaan hebben. Want ook voor de onderbouw en middenbouw komt programmeren wel langs, maar dan met andere apps als dat hier genoemd worden.

En dat gesprek?
Ik zou het heel mooi vinden als we leraren onderling en leidinggevenden met leraren in gesprek weten te krijgen over de inzet van ict in het onderwijs. Of deze publicatie daar een bijdrage aan gaat leveren? Ik weet het niet. Ik weet niet hoeveel leraren dit zien en denken “o leuk, moet ik echt eens naar kijken als ik wat meer tijd heb!” of “o jee wat kan er toch veel, dat zie ik mezelf niet doen” of “nee, dat hebben wij hier niet nodig en daar hebben we al helemaal niet de voorzieningen voor” en het daarna opzij leggen.
Als leraren er wél mee aan de slag gaan hoop ik dat ze het Kennisnet ook laten weten zodat die ook een publicatie kunnen maken rond de daadwerkelijke gesprekken en de info die leraren dan nog extra verzamelen.

Ik claim ook niet dat het eenvoudig is om per app of groep apps die hier in staat de ontbrekende info aan te vullen. Ik heb wél problemen met de mogelijkheid dat een leraar dit document leest en dan denkt dat zij of hij op basis ervan zomaar zou moeten weten hoe de apps in te zetten. Of de mogelijkheid dat een leidinggevende na het verschijnen van de publicatie denkt “ja, maar mijn leraren hebben toch de benodigde info om goed aan de slag te kunnen met apps in hun onderwijs?!”. Want meer dan een teaser, een overzicht van heel veel mogelijkheden is het uiteindelijk niet.

Maar ik zou zeggen lees het vooral ook zelf! En als je werkzaam bent in het basisonderwijs: wat ga jij met deze publicatie doen?