Het Rathenau Instituut heeft een rapport opgesteld waarin ze een overzicht geven van de wijze waarop praktijkgericht onderzoek binnen het hbo in de vorm van lectoraten ingericht is. Het is een overzicht van cijfers en kengetallen op basis van een vragenlijst die uitgezet is naar de zittende lectoren. Lang niet alle lectoren hebben de vragenlijst ingevuld, het responspercentage was 28%. Toetsen van representativiteit van de antwoorden kon alleen op basis van de bekende verdeling man/vrouw bij de lectoren en de sector. Hier zaten geen significante verschillen met de lectoren die de vragenlijst hebben ingevuld.
Het rapport schetst over het algemeen een positief beeld. Het aantal lectoren is van 350 in 2008 gegroeid naar bijna 600 in 2014, de budgetten en aantal betrokken FTE per lectoraat zijn eveneens gestegen. Lectoraten zijn in de regel netwerkorganisaties waarbij samengewerkt wordt met de omgeving.
Er zijn een aantal punten waarop het gemiddelde lectoraat verschilt ten opzichte van het Kenniscentrum Kwaliteit van Leren, waar het iXperium / Centre of Expertise Leren met ict onderdeel van uitmaakt. Een daarvan is de relatie met andere scholen. Zoals in het rapport schrijft:
“Scholen in het funderend onderwijs zijn voor het merendeel van de lectoren geen netwerkpartner. Minder dan een derde van alle lectoren maak melding van scholen in hun netwerk. Deze scholen zijn vooral voor de lectoren in het onderwijs (lerarenopleidingen) van belang en voor de overige lectoren maar mondjesmaat. Hun rol is die van projectpartner, vrijwel niet als opdrachtgever en evenmin voor leverancier van stageplaatsen of toekomstige banen voor studenten.”
Scholen zijn bij ons zeker partner. En er zijn meer verschillen die vergelijken van onszelf met de rest moeilijker maken. Zo kent het rapport de clustering van lectoraten binnen kenniscentra niet. Ook de vraag of je als gevolg daarvan ook verschil ziet in budget, taakverdeling etc. komen niet aan bod in het rapport. Daarnaast wordt de staf van lectoraten zoals opgenomen in het rapport niet uitgesplitst naar “onderzoekers” enerzijds en “docentonderzoekers” anderzijds. Niet dat de ene per definitie beter of slechter zou zijn dan de andere, maar vooral omdat het een indicatie is van waar de hoofdtaak van een medewerker ligt.
Het is dan ook een beetje de vraag in hoeverre de respons ook voor wat betreft vorm van het lectoraat wel representatief is. Ik begrijp dat de vragenlijst namelijk gericht was op individuele lectoraten, dus een lector met een eigen kenniskring, en niet gemakkelijk in te vullen was als je niet in zo’n structuur werkt.