Het is een gevecht dat ongetwijfeld op meer plekken plaats gevonden heeft (of nog plaats gaat vinden), ik ken in ieder geval ook zo’n voorbeeld van bij mijn vorige werkgever: de strijd om het behoud van het krijtbord.
Bij de Hogeschool Utrecht is dat nu (ook) het geval, zo valt op de Trajectum-website te lezen. Er staat blijkbaar een verhuizing op stapel en een van de statistiekdocenten heeft te horen gekregen dat “zijn” krijtborden niet mee zullen verhuizen naar de nieuwe locatie. Het argument van de manager Bedrijfsvoering is dat men deze “oude middelen niet passend vindt ten aanzien van de moderne faciliteiten die wij als hogeschool willen bieden.”
Ik vind zulke berichten interessant, want het is meestal een niet te winnen discussie. Als een hogeschool een nieuwe locatie uitrust met krijtborden, dan kun je wachten op de reacties over de “ouderwetse leermiddelen” die de hogeschool nog heeft, tijdens open dagen, in gesprekken met docenten en studenten of wie dan ook maar iets over het onderwijs te zeggen heeft.
Maar ja, het gaat hier (uiteraard?) niet over zomaar een docent. Maar over een docent die dat krijtbord tot middelpunt van zijn lessen heeft weten te maken, een icoon waarbij ook de studenten zeggen “laat hem dat nou gewoon nog blijven doen”. Een docent die mét dat krijtbord in 2012 nog docent van het jaar werd bij de Hogeschool Utrecht:
Een dilemma dus.
Theo van den Bogaart van het HU Blended Lab is het helemaal met Ad eens. Hij betoogt dat doel en middel omgedraaid worden en dat bij Wiskunde en Statistiek het allemaal wat complexer ligt dan we denken:
Communiceren van wiskunde is een vak apart. Enkel mondeling is het geen doen, zoals iedereen weet die wel eens per telefoon een wiskundesom heeft uitgelegd. Visuele communicatie is daarom heel belangrijk. Dat gaat echter op een andere manier dan bij veel andere disciplines. Ten eerste is het wiskundige schriftgebruik niet lineair: formules worden aan alle kanten opgebouwd en niet van-links-naar-rechts opgeschreven. Ten tweede is typografie sterk afhankelijk van de betekenis, waardoor veel computerprogramma’s, inclusief Word en Powerpoint, er nog steeds een potje van maken. Digitale uitwerkingen van wiskundeopgaven zijn daarom vaak lastig te doorgronden, tenzij iemand geavanceerde (en tijdrovende) programma’s als TeX gebruikt. Ten derde is het vanuit het oogpunt van didactiek belangrijk dat je formules ziet ontstaan en aan kunt sluiten bij de dynamiek van een bijeenkomst door bijvoorbeeld een spontaan schetsje te laten volgen op een vraag van een student – en dit alles zonder dat definities en reeds gevonden resultaten uit beeld verdwijnen.
Hij vervolgt met het uitleggen dat whiteboards (zijn glad en de inkt droogt snel op) en digitale schoolborden (te grove resolutie en te klein) ook echt niet geschikt zijn voor dit doel. Hij linkt zelfs naar twee filmpjes van hemzelf: voor een krijtbord en voor een Smartboard. En toegegeven, die voor het krijtbord ziet er mooier uit, niet in de laatste plaats vanwege het betere camerawerk én omdat duidelijk zichtbaar is dat Theo veel ervarener is in het schrijven met krijt dan met een smartboardpen (te zien aan manier waarop hij de pen vast houdt en het ernstig schuin schrijven).
Toch vraag ik me ook bij Theo af of niet ook hij doel en middel door elkaar heen gooit in een poging om duidelijk te maken waarom hij nou juist dát middel nodig heeft. Want als ik zijn lange betoog samenbreng tot de essentie zegt hij eigenlijk “Wiskunde en statistiek kunnen alleen worden aangeleerd door een docent die met een krijtbord voor een groep studenten staat“. En ik neem eigenlijk aan dat ook Theo daarvan zou zeggen “nee, zó zwart-wit wil ik dat helemaal niet stellen”.
Echt helpen doet hij Ad op deze manier ook niet. Want een petitie en handtekeningen verzamelingen lossen niet echt wat op. Een beter advies zou zijn geweest om voor te stellen om samen met de collega’s van de sectie vakdidactiek wiskunde en statistiek van de educatieve faculteit rond de tafel te gaan zitten. Niet om te kijken of hij bij hun in de lokalen ingeroosterd kan worden, maar om eens te beginnen met het verzamelen van onderzoek rond de vraag “hoe leer je iemand het beste wiskunde of statistiek aan?” en dat waar nodig aan te vullen. Dat vergt natuurlijk wel dat je ook eerlijk bent als onderzoekers daarbij, dus niet alleen de argumenten verzamelen vóór het behoud van krijtborden, ook kijken welke andere didactische aanpakken ook succesvol zijn, kijken waar je die in het repertoire als docent kunt opnemen en dan ook daarna als docent bereid zijn om dat te doen.
Dán help je een docent namelijk echt aan het kunnen samenstellen van een geschikte blend van zijn/haar onderwijs.
Ik weet het, dat vergt dan ook dat de mensen bij Gebouwenbeheer daar voor open staan, want de kans is absoluut aanwezig dat je dan ook argumenten hebt om wel zalen met krijtborden te hebben. Maar ik zou niet bij voorbaat uitsluiten dat ze daar voor open staan.
En als directie van een faculteit zou ik daar sowieso voor open staan, maar dan ook wel meteen met brochures voor tijdens de open dagen en info op de website met daarbij kort en bondige uitleg over “waarom vinden wij vanuit onderwijskundig oogpunt het gebruik van krijtborden in bepaalde situaties belangrijk?”.
Ik ben benieuwd of we ooit nog lezen over het vervolg en dan met name over de wijze waarop het opgelost is. Nogmaals, ik zeg niet dat ze Ad zijn krijtborden af moeten nemen, maar ik hoop wel dat áls hij ze mee mag verhuizen, dat het dan om een andere reden is dan een lijst handtekeningen of het simpele argument “Communiceren van wiskunde is een vak apart”.
hoi Pierre,
inderdaad een bekende discussie. Bij ons is Piet van der Zanden hiermee bezig geweest om een geschikte setup met smartboard ter vervanging van het krijtbord. Zie deze rapportage:
http://kortelink.com/Doceren_met_interactief_SMARTboard_en_vier_kwadranten
[Link beetje ingekort voor leesbaarheid]
Hoi Willem,
Dit zijn inderdaad de soort onderbouwingen waar ik naar zou zoeken als vakgroep. Het geeft namelijk ook aan dat je met het eenvoudig neerhangen van een standaard digitaal schoolbord ook niet klaar bent.
Ik zie overigens dat er een nieuwe (bijgewerkte) versie van het rapport is:
http://kortelink.com/nieuwe_versie_rapport_tudelft
Beste Pierre,
Leuk dat je dit oppikt. Je brengt in mijn ogen een nieuw perspectief in de discussie in waar ik me helemaal in kan vinden: die van didactiek. Eigenlijk ben ik het gewoon met je eens, behalve dat ik de koppeling die je maakt tussen het ‘afpakken van het krijtje’ en didactische ontwikkeling niet begrijp.
Inderdaad moet je je als docent richten op effectieve didactische aanpakken, daarbij kritisch naar jezelf kijken en bereid zijn te veranderen. Ik ben het dan ook niet eens met ‘mijn’ stelling: “Wiskunde en statistiek kunnen alleen worden aangeleerd door een docent die met een krijtbord voor een groep studenten staat“ – maar dat heb ik dan gelukkig ook niet gezegd (alleen dat woord ‘aanleren’ al).
Ziehier de feiten die ik uit het artikel in Trajectum haal: een docent geeft statistiekonderwijs dat hoog wordt gewaardeerd door zijn studenten. Hij maakt daarbij gebruik van een mobiel krijtbord, waar hij nu gedwongen afstand van moet gaan doen met als argument dat het een ouderwets middel is, en die hiertegen protesteert met een paar argumenten waar je het al dan niet mee eens kunt zijn, maar die zonder twijfel didactisch van aard zijn. Ik vind het niet netjes het steeds te hebben over een docent die ik helemaal niet goed ken en die bovendien geen partij is in deze discussie, dus laten we het wat onpersoonlijker maken en het vanaf nu hebben over docent X, van wie ik althans niet meer weet dan die paar zinnen die hiervoor staan beschreven.
Nu lijken twee gevolgtrekkingen te zijn dat docent X (1) met name frontaal onderwijs geeft; en (2) als hij dat doet, dit niet voldoende effectief is. Dat kun je in algemeenheid echter niet zeggen. Ik weet uit ervaring in ieder geval dat het gebruiken, of zelfs fan zijn van, een krijtbord géén voldoende voorwaarde is voor frontaal of ineffectief onderwijs. En overigens ook geen noodzakelijke voorwaarde: ironisch genoeg constateer ik op de lerarenopleiding dat introductie van een smartboard soms leidt tot frontaler en minder effectief onderwijs – hetgeen natuurlijk niet aan het instrument ligt, maar aan de keuzes van de docent en zijn omgang met de technologie. (Net zoals ik met mijn gebrekkige penvaardigheid minder goed met bepaalde functionaliteiten van het smartboard uit de voeten kan – een wonde die je heel terecht blootlegt 🙂 )
Er zijn nog twee aannamen waar je, vind ik, voorzichtig mee moet zijn. Deze betreffen het om tafel gaan zitten met wiskundedidactici “rond de vraag ‘hoe leer je iemand het beste wiskunde of statistiek aan?’”. Ten eerste: wie zegt dat docent X iets dergelijks al niet heeft gedaan, of, beter nog, dagelijks een kritische en onderzoekende houding in zijn rol als docent aanneemt? Om vervolgens in zijn huidige situatie, op dit moment, gegeven zijn leerdoelen en doelgroepen, te concluderen dat het krijtbord een waardevol middel is? Dit leidt tot de tweede aanname: dat er één beste manier zou zijn, voor alle docenten en alle doelgroepen – was het maar zo simpel.
Samenvattend: Ik ken veel wiskundedocenten die een rijk didactisch repertoire hebben, kritisch kijken naar de effectiviteit van hun handelen en zich blijvend ontwikkelen – en een aantal daarvan doet daarbij hele mooie dingen met een krijtje. Wat heeft het voor zin hen bepaalde technologie (want dat is een krijtbord immers) af te nemen als het enige argument is dat dit niet modern genoeg zou zijn?
Dag Theo,
Dank je voor je uitgebreide reactie. Ik denk dat je me een paar aannames en gevolgtrekkingen in de mond legt die niet zo in te tekst staan, die laat ik voor jouw rekening. Met het naar een abstract niveau trekken van het verhaal, maak je het er sowieso niet duidelijker op.
Het is echter vooral jammer dat je dat dan gebruikt om bij voorbaat al te beargumenteren waarom de constructieve suggesties die ik doe om tot een oplossing te komen bij voorbaat al niet gaan werken of vast al door de docent zelf uitgeprobeerd zijn. Terwijl je zelf al aangeeft dat ook jij niet weet óf het al geprobeerd is.
Als docent X met zijn handtekeningen-actie voor elkaar krijgt dat hij zijn bord mag houden, dan heeft hij helemaal niets gewonnen. Dan heeft hij laten zien dat hij genoeg studenten een handtekening kan laten zetten om daarmee zijn zin te krijgen.
Het stuk waar Willem van Valkenburg naar verwijst is een voorbeeld van hoe je zoiets wél inhoudelijk zou kunnen aanpakken. En ik denk dat jullie docent X daar meer mee geholpen zouden hebben dan de huidige aanpak.
Dag Pierre en Theo, mag ik aanhaken bij jullie discussie met onderstaande tekst vanuit (sorry, gewoon lange URL) https://pietvanderzanden.weblog.tudelft.nl/2015/06/17/a-dozen-considerations-while-modernising-education-spaces/:
Chalkboard Pedagogy is essential to teach reasoning and know-how.
Natural science lecturers love the chalkboard when teaching theorems and proofs. Chalkboards provide the proper affordances to facilitate their “talking-writing” way of reasoning, it is an extension
of their mind. While thinking aloud they simultaneously produce and write arguments in successive order on the board. In such way their reasoning becomes visible; students see the process and structure of the several step-by-step arguments that appear on the board written in full. By this chalkboard pedagogy students gain the ability to recognise patterns and interconnections.
Chalkboard pedagogy is to make students clear how reasoning takes place instead of just presenting facts. It is about know-how and not the know-that. Students have to take notes, because they must themselves think with their eyes and hands. If one wants to understand an argument, one must be able to see how process and structure are interconnected. When students write down notes during for instance a mathematics discourse, the thinking already becomes inextricably interwoven with it (Greiffenhagen, 2014). To internalise it further students must practice and drill until patterns are recognised instantly and the subsequent action has become familiar. This behaviouristic approach to learn such knowledge by heart must be done by repetition just until automatic execution is taking over.
[Greiffenhagen, C. (2014). “The Materiality of Mathematics: Presenting Mathematics at the Blackboard.” British Journal of Sociology: 27.]
Aanvullend mijn advies om geen whiteboards toe te passen in collegezalen die dieper zijn dan een meter of 8. De leesbaarheid van gebruikte markers op erasable whiteboards houdt dan ongeveer op terwijl krijtborden zelfs bij zwakke lichtsterkten nog goed leesbaar blijven. Voor meer info over leesbaarheid, zie mijn blogsite.
Groetjes Piet