Toen ik gisteren op zoek was naar een afbeelding van de voorkant van het boek “Ethiek van de digitale media” van Marcel Becker kwam ik niet alleen de afbeelding hiernaast tegen, maar ook een recensie tegen door Lode Goukens die afsluit met:
Een aanrader voor wie niet bang is om na het lezen met meer vragen te zitten dan voor het lezen.
En dat lijkt me in ieder geval een mooie “waarschuwing” voor dit boek.
Het is ook een boek dat, voor mij in ieder geval, een mooie invulling geeft van wat “Bildung” nou zou moeten inhouden in relatie tot ict-geletterdheid.
Wat komt er in het boek zoal aan bod? In de inleiding beging Marcel Becker met de vraag hoe de mens zich verhoudt ten opzichte van de techniek. Hij vergelijkt daarbij het (technologisch) instrumentalisme met het (technologisch) determinisme en levert kritiek bij beide benaderingen. Via de Franse filosoof Stiegler en de Engelstalige Clark en Chalmers zet hij daar dan de exteriorisering tegenover, waarbij mens en technologie elkaars verlengstuk zijn. Hij sluit de inleiding af met een bespreking van de fenomenologie en de hermeneutiek.
Het zal duidelijk zijn dat je dus de nodige termen en theorieën om de oren krijgt in die inleiding. Maar het is met een reden. Want de auteur gebruikt ze om de basis te leggen voor de werkwijze waarop hij daarna een aantal andere onderwerpen bespreekt:
- Digitale vriendschap
- Privacy (Orwell versus Kafka)
- Intellectueel eigendom (John Locke versus Kant en Hegel)
- Internet als spreekstoel in het publieke domein
Daarbij zet hij vooral ook de vraagstukken die op basis van de verschillende filosofische uitgangspunten bij die onderwerpen ontstaan op een rij. Met lang niet altijd één eenduidig antwoord of één eenduidige keuze, maar meer een scala van zienswijzen en bijbehorende keuzes.
Het boek sluit af met in de bijlage een kort overzicht van een aantal ethische theorieën (de deugdethiek van Aristoteles; de plichtethiek / de deontologie van Kant; het utilisme volgens Betham en Mill) en hun verhoudingen. De eindnoten verwijzen naar bronnen in de lange literatuurlijst die op zijn beurt weer heel wat extra dagen/weken aan leesvoer oplevert.
Waarom dit boek in relatie tot Bildung? In de recent verschenen publicatie “Wij leiden mensen op, geen papegaaien” onder redactie van collega Fedor de Beer en lector Ruud Klarus wordt stil gestaan bij de vraag wat begrip Bildung betekent in onderwijzend Nederland. Daarin wordt de omschrijving gehanteerd van de Vereniging van Hogescholen: “Bildung is het proces van innerlijke ontwikkeling op basis van een brede beschouwing van culturele en maatschappelijke verworvenheden en uitingen. Bildung is een middel om mensen te stimuleren tot een open, betrokken en nieuwsgierige houding ten opzichte van hun samenleving en cultuur. Een houding die hen beter in staat stelt tot het ontwikkelen van morele en kritische oordelen” (zie ook Van Stralen & Gude, 2012, p.19)
Juist ook voor generaties waarvoor ict er altijd geweest is, is het goed om bij de vragen over privacy, intellectueel eigendom, de rol van technologie in het algemeen ook eens terug te kijken naar hoe je antwoord op die vragen zou geven als je niet slechts uit gaat van “dat vind ik zo”, maar het eens afzet tegen het groter geheel. Als je je verdiept in de wijze waarop filosofen al sinds mensenheugenis getracht hebben zulke vragen een plek te geven. Zeker als het gaat om het ontwikkelen van morele en kritische oordelen over ict.
En zeg nou zelf: dat Aristoteles een rol kan spelen bij het bespreken van Tinder, was toch niet iets was je meteen zou verwachten, toch? Of dat “Big Brother” ook een “Soft Sister” heeft? 😉