“Computing our future” – integratie van programmeren in het onderwijs in Europa

Computing_our_future European Schoolnet heeft onderzoek gedaan naar de wijze waarop bij de verschillende Europese landen in het onderwijs aandacht besteed wordt aan het leren programmeren. Het rapport daarover “Computing our future” is al een paar weken beschikbaar, maar ik had niet eerder de mogelijkheid om het te lezen, daarom alsnog. In het rapport hanteren de auteurs de volgende omschrijving:

Computer programming is the process of developing and implementing various sets of instructions to enable a computer to perform a certain task, solve problems, and provide human interactivity. These instructions (source codes which are written in a programming language) are considered computer programs and help the computer to operate smoothly.

De auteurs maken nadrukkelijk het onderscheid met computational thinking waarbij het weliswaar ook vaak om coderen en programmeren gaat maar waarbij het oplossen van problemen, ontwerpen van systemen en begrijpen van menselijk gedrag een belangrijke(re) rol vervullen.

Computing_our_future_2Het onderzoek bevat data van 21 Europese landen waarvan 16 landen programmeren inmiddels al geïntegreerd hebben in hun onderwijs. Nederland behoort niet bij die zestien landen en is, samen met het Franstalige deel van België en Noorwegen, een van de drie landen die zelfs geen plannen hebben om dit te doen. Er zijn zes landen (Estland, Frankrijk, Israël, Spanje, Slowakije, Engeland) die al op de basisschool aandacht aan programmeren besteden, nog vier andere landen (Vlaanderen, Finland, Polen) gaan dat doen. Programmeren wordt zowel als apart vak als geïntegreerd in andere vakken aangeboden. Dat heeft ook gevolgen voor de wijze waarop de vaardigheden getoetst worden.

Computing_our_future_3

Er zijn verschillende redenen om aandacht te besteden aan programmeren, de afbeelding hiernaast geeft een overzicht. De eerste twee (logisch denken en probleemoplossend vermogen) liggen in het verlengde van computational thinking, het er voor zorgen dat we meer mensen krijgen die de juiste opleiding hebben om ook binnen de ICT werkzaam te zijn, of die kunnen programmeren lijkt meer economisch gericht.

Het rapport bevat een kopje “Digital Comptentence plans” maar helaas is de kwaliteit van die links niet optimaal. Voor Nederland verwijst het naar de pagina over “Toekomstgericht curriculum” die alleen voor Nederlanders te lezen is (geen Engelstalige versie) maar waar je verder ook niet direct competenties kunt vinden. Sommige van de andere links verwijzen naar startpagina’s van websites of andere tamelijk generieke URLs. De literatuurlijst op pagina 74 heeft dan wél weer een aantal interessante bronnen, bijvoorbeeld als je met Scratch aan de slag gaat in je onderwijs. Het is alleen niet helemaal duidelijk waarom die nou juist in dit rapport staan.

Al met al is het rapport aardig om te lezen als je globaal een beeld wilt krijgen hoe in de ons omringende landen aandacht besteed wordt aan programmeren in primair en voortgezet onderwijs. Maar het rapport geeft helaas onvoldoende doorverwijzingen om daar dan in detail zelf verder naar te kijken