Een van de sessies waar ik vandaag bij aanwezig was had als titel “Digital libraries in the classroom”. Een van de projecten die daar aan bod kwam was het DIDET project, gespresenteerd door Hilary Grierson (op de foto links). Ik had al eerder van het project gehoord tijdens de SURF/ALT bijeenkomst in Edinburgh in april. Een aantal punten uit haar presentatie wilde ik hier even noemen, voornamelijk omdat ik het er (denk ik) niet mee eens ben, maar ik kan nog niet helemaal benoemen waarom niet.
Het DIDET project maakt gebruikt van een aangepaste versie van TikiWiki, genaamd LauLima.
Doelen van het project zijn:
* examine how students create, structure, store and share design information
* explore technologies – digital libraries, repositories, shared workspaces and review use of TikiWiki
* evaluate – class monitoring in term of evaluation
Ze gebruiken daarvoor een wiki omdat ze graag willen dat studenten achteraf niet alleen het eindproduct dat ze ontworpen hebben laten zien, maar ook het ontwerpproces kunnen toelichten en zo zelf ook meer zicht krijgen op hun eigen werkwijze.
Een deel van de producten die de studenten opleveren willen ze (de universiteit) bewaren omdat het kwalitatief goed genoeg is. Hun conclusies is dat ze twee (soorten) repositories nodig hebben:
1) LauLima Learning Environment (LLE) – een workspace omgeving voor gebruik door de studenten;
2) LauLima Digital Library (LDL) – voor langere termijn opslag; hergruik door medewerkers en andere studenten.
Het verplaatsen van content van het LLE naar het LDL gaat nu in drie stappen:
1. studenten en docenten plaatsen content in het LLE. De nieuwe versie van de wiki heeft een uitgebreid systeem van toegangsbeveiliging (in tegenstelling tot een “gewone” wiki), en er wordt op dit moment al een deel van de metadata (automatisch of begeleid met behulp van drop-down lijsten) toegevoegd.
2. medewerkers identificeren materiaal dat van de LLE naar de LDL overgezet zou kunnen worden, zij markeren het als zodanig en dat heeft tot gevolg dat er een mail naar de mediatheek gestuurd wordt met het verzoek dit object op te nemen in de LDL.
3. de mediatheek bekijkt het materiaal, voegt ontbrekende metadata toe en voegt ze voor een beperkte tijd (ongeveer 2 jaar) toe aan de LDL.
De redenen voor het moeten hebben van twee repositories die ze noemde waren:
* Copyright, DRM, IPR
* Het selecteren van de juiste resources is niet iets wat iedereen kan/mag doen
Tot slot willen ze het geheel integreren in WebCT zodat studenten via WebCT bij de wiki terecht komen.
Problemen?
De problemen die ik er mee heb is dat een wiki meer is dan een stukje software, het is een manier van samenwerken. Wat ze nu doen is het stukje software nemen en het dan aanpassen zodat het aansluit bij een tamelijk traditionele manier van werken (vind ik).
Dat mag natuurlijk, maar dan moet je eigenlijk het woord Wiki niet meer gebruiken, want dat is het dan voor mij namelijk niet meer.
Van de andere kant is het wellicht ook wel weer de enige manier om dit een beetje in de hand te houden…maar moeten we wel alles in de hand willen proberen te houden??
Je kunt je zelfs afvragen waarom men hier een wiki voor gebruikt en niet WebCT zelf (of een andere ELO). Erg vernieuwend klinkt het voor mij ook allemaal niet, behalve dan dat men er een tool voor inzet die redelijk ’trendy’ aan het worden is.
Hoe reageerde het aanwezige publiek hierop? Ben ik wel benieuwd naar.
Nou, het vernieuwende zat hem voor een groot deel natuurlijk ook in het feit dat studenten ook hun tussenproducten en versies van die producten bewaren. Daar is een wiki-tool bij uitstek geschikt voor. Ik weet wel dat bijvoorbeeld Natschool in de projectomgeving ook versiebeheer kent, maar ik weet niet (dacht het niet) dat WebCT dat bijvoorbeeld zo beschikbaar heeft. Er was zeker geen kritiek in de vorm van ‘het is niet vernieuwend’, al was het maar dat veel van de deelnemers hier met name ook onderwijskundigen zijn, en minder verstand hebben van de technologie erachter.
Bij het DU-project Virtueel Discursief Kennisnetwerk is in de pilot bij HRo getracht om half- en deelproducten (tot korte notities toe) te bewaren en in een kennisbank vast te leggen. Daartoe werd N@tschool aan de ‘docentenkant’ ingericht voor de betreffende studietaak. Veel studenten staan echter niet te trappelen om hun tussenproducten vast te leggen voor later gebruik.
We hebben binnen de projectgroep lange en verhitte discussies gevoerd over de wenselijkheid en de toegevoegde waarde van het bewaren van dergelijke tussenproducten. Het proces zou er inzichtelijker door worden maar de kwaliteitsbewaking van een kennisbank wordt er tegelijk stevig door bemoeilijkt. Bovendien: wie bepaalt wat er wel en wat er niet in komt: de student? de docent? de beheerder?
Versiebeheer zoals N@tschool dat kent vind ik duidelijk een functie hebben, zeker waar een product nog niet aan de eisen voldoet. Voor de docent is het dan makkelijker om te zien wat er precies veranderd is.
Mijn nieuwsgierigheid naar de publieksreactie was algemeen bedoeld, niet alleen voor het al dan niet vernieuwende karakter.
Wat ik interessant vind aan dit project is de discussie over de opwaardering van het (eind)product van de student naar "gevalideerde informatie" die bewaard moet worden en die ontsloten moet worden voor de buitenwereld.
Verder vind ik die discussie "of iets een wiki is" eigenlijk niet zo interessant. Ik vind het belangrijk dat er nieuwe wegen tot samenwerking gevonden worden en de ene keer zal dat er wat traditioneler uitzien dan de andere keer.
Iets dergelijks geldt ook voor het onderscheid weblog/wiki. Een weblog is voor mij iets wat op tijd gesorteerd is, een wiki is op onderwerp ingedeeld.
Ik vind de discussie relevant omdat je anders het gevaar van spraakverwarring loopt. Té vaak zie ik (met name op het gebied van leertechnologie) het ontstaan van buzzwords waarbij iedereen er iets ander mee bedoelt. Ik zou dat bij wiki’s graag voorkomen.
de homepage van LauLima: http://onlinelearning.dmem.strath.ac….
Dank je Michel, ik heb de link toegevoegd aan de wiki.