Op 9 mei mocht ik voor de collega’s van de dienst Onderwijs en Onderzoek de kennislunch verzorgen. Dat is een maandelijkse lunch waarbij een van de collega’s iets verteld over zijn of haar werkzaamheden, het onderdeel van de dienst waar hij voor werkt etc.
In de aankondiging was gekscherend verteld dat ik het over ligfietsen zou hebben, hoewel het “officiële” onderwerp “ICT en Onderwijs” was. Toen ik ging denken over de inhoud van mijn verhaal bleken beiden zo goed met elkaar te combineren dat het ook de rode draad in het eerste deel van mijn verhaal werd.
Ik heb uitgelegd hoe het mij verlopen is sinds ik begin 2010 ging uitzoeken of het mogelijk zou zijn om met enige regelmaat tussen Deurne en mijn werkplek in Eindhoven te fietsen. De eerste pogingen op een ligfiets, de aanschaf van een treckingbike en de ervaringen daarna. De verschillende bloedgroepen die je op de fiets tegen komt, het jargon dat er aan fietsen verbonden is en de vele redenen die er zijn om toch maar niet te fietsen.
Toch ben ik er mee bezig gebleven met als gevolg dat ik nu ook mijn fietsopties heb uitgebreid met een racefiets. En daarmee ben ik nog lang niet aan het einde van de leerweg.
Voor ICT en Onderwijs is dat net zo:
- Als je er mee start zul je heel wat handelingen opnieuw moeten aanleren (vergelijkbaar met het leren fietsen op een ligfiets);
- Er zijn heel wat redenen te verzinnen om ICT niet te gebruiken;
- Er zijn duidelijk verschillende bloedgroepen (Mac versus Windows is daar een voorbeeld van, maar er zijn er meer);
- Er komt ontzettend veel jargon aan te pas;
- En je zult moeten kiezen hoe je het gaat aanpakken: veilig /revolutionair / proven?
Maar net als bij fietsen is het iets waarvan we eigenlijk vinden dat iedereen het moet kunnen. En net als fietsen is het iets waar al onze studenten mee in aanraking komen.
Aansluitend heb ik stil gestaan bij het TPACK model. Het biedt namelijk een logische kijk op de combinatie van ICT kennis, vakinhoudelijke kennis en didactische kennis. Wat ik eigenlijk gezocht had was een TPACK achtig model voor consultants. Er is namelijk een duidelijke parallel te trekken tussen de wijze waarop je kijkt naar de vaardigheden die een docent moet hebben en die van een consultant. Alleen heb je het niet over didactische kennis maar kennis van consultancy en bij de inhoudelijke kennis gaat het bij onze dienst dan over bijvoorbeeld juridische zaken, kwaliteitszorg, audit, onderwijsvernieuwing etc.
We hadden als dienst geen echt zicht op hoe ver we op dit gebied zijn/waren en daarom bestond het laatste deel van de presentatie uit een test. Ik had 20 vragen opgesteld over ICT onderwerpen. Een aantal ervan waren generiek, anderen meer specifiek voor Fontys en de dienst. Omdat het meerkeuzevragen waren met steeds 3 opties was het niet mogelijk om echte verdiepingsvragen te stellen. Het waren dus allemaal vragen die betrekking hadden op het ICT deel van het TPACK model.
Met behulp van onze stemkastjes hebben de vragen in een redelijk rap tempo doorgenomen. Ik las steeds de vraag en de antwoordopties door. Dan klikte ik een keer extra waardoor er een 10 seconden teller van start ging en dan werd het stemmen automatisch afgesloten. Nog een keer klikken liet dan het juiste antwoord zien. Dat lichtte ik dan kort even toe waarna we naar de volgende vraag door gingen.
De vragenlijst was nog niet vooraf gevalideerd, hij was wel door een paar collega’s bekeken en aan de hand van hun opmerkingen bijgesteld, maar het is niet helemaal mogelijk om te stellen dat 60 van de maximaal te behalen 100 punten ook betekent dat het “voldoende” was. Het gemiddeld van de scores lag op 66 punten en de mediaal op 70 punten (= 14 van de 20 vragen goed). Dat vond ik zeker niet slecht.
We hebben de kennislunch afgerond met een discussie over hoe we hier nu verder mee moeten. De details daarvan zijn uitsluitend voor intern gebruik.
Zelf ben ik eigenlijk wel benieuwd of er ICT en Onderwijs afdelingen binnen instellingen zijn die TPACK-achtige modellen voor de professionalisering van hun eigen consultants gebruiken. En zo ja, natuurlijk de vraag: welke en hoe bevalt dat?
Opmerkelijk dat het over de dingen gaat. Het gros van Nederland gebruikt de fiets voor woon-werk verkeer. Dagelijks, als geïntegreerd deel van hun leven. Dat geldt voor ICT op het werk ook. In het onderwijs blijft de discussie over de bloedgroepen echter maar doorgaan. Blijkbaar moet fietsen (lees ICT) in het onderwijs vooral een hoge fun-factor hebben.
Ik ben het niet helemaal met je eens, juist ook vanwege de vergelijking die je maakt: Er worden per jaar in Nederland 7 miljard Woon-Werk kilometers gemaakt op de fiets versus 176 miljard Woon-Werk kilometers met de auto (bron). En dat ondanks dat we in Nederland meer fietsen dan inwoners hebben.
En ook wat fietsen betreft is er nog veel te stimuleren en motiveren over, zie bijvoorbeeld de fiets-campagne in Helmond (en met name ook de reacties daar op!)
Voor de mensen waarvoor dat woon-werk fietsen een geïntegreerd deel van hun leven is, is het een raadsel waarom dat niet voor iedereen zo is. En dat geldt inderdaad voor ICT op het werk en in het onderwijs ook.
Wellicht is in het onderwijs inderdaad meer ruimte voor de bloedgroepen discussie. Bijvoorbeeld als het gaat over de gebruikte middelen. Of dat perse met de fun-factor te maken heeft weet ik nog niet zo zeker. De “serieuze” kant van de discussie (“overtuig mij van de onderwijskundige meerwaarde van deze toepassing anders weiger ik hem te gebruiken”) is hier en daar ook heel duidelijk aanwezig. Ook daar duidelijk verschillende bloedgroepen.
p.s. Deze post op jouw eigen weblog en ook de reactie erop (van een van je collega’s?) maakt duidelijk dat jij waarschijnlijk zelf ook tegen dat probleem aanloopt dat het niet altijd even eenvoudig is om collega’s duidelijk te maken wat ze zouden moeten (willen) weten en waar ze zouden kunnen starten.
Ik heb je blog in ieder geval bij mij aan Google Reader toegevoegd. Want ook als we niet alle antwoorden hebben kunnen we wel van elkaars overpeinzingen en pogingen leren!