Standaarden: wens of werkelijkheid?
Mijn eerste sessie vandaag was er meteen eentje waar ik halverwege eigenlijk weg had willen lopen. Mijn conclusie tot dat moment: “wat een l*lkoek”. Achteraf gezien is het maar goed dat ik tot het einde ben blijven zitten zodat het duidelijk kon worden dat de sprekers het allemaal minder zwart/wit bedoelden als dat ze in eerste instantie deden voorkomen.
De sessie werd geleid door Erik Duval en Wayne Hodgins. Beiden zijn betrokken (geweest) bij het tot stand komen van de LOM (metadata standaard) en warm voorstanders van het gebruik van SCORM. Zozeer zelfs dat ze in het eerste deel tot de conclusie kwamen dat SCORM 2004 alles had/was wat je nodig had en dat we vooral geen nieuwe specificaties hoefden te ontwikkelen.
De sessie begon overigens al wat verwarrend omdat Wayne een annecdote vertelde over een typemachinefabriek die failliet ging omdat er (uiteraard) geen typemachines meer gebruikt worden. De directeur zou tijdens de laatste bijeenkomst met de medewerkers gezegd hebben dat ze trots moesten zijn op het feit dat zij er in geslaagd waren de perfecte typemachine te maken. Maar dat ze helaas geslaagd waren in het perfectioneren van een volledig overbodig iets.
Het bleef een beetje in het midden of Wayne vond dat standaarden die typemachine waren of dat dat onderwijs zoals we het nu kennen was.
Er waren meer vergelijkingen die krom waren tijdens dat eerste stuk. Zou werden leertechnologiestandaarden vergeleken met de standaarden die we hebben voor het World Wide Web (HTTP + HTML + URL). Immers, niemand wist nu nog hoe HTTP of URL werkte. En waar vroeger toolbouwers nog editors bouwden waarin je de HTML-code zag, was dat nu absoluut niet meer nodig.
Wat hij daarbij vergat te vertellen is dat omdat we die leveranciers maar hun gang hebben laten gaan we nu websites bouwen die (vaak/soms) maar in één browser te bekijken zijn.
De reden waarom ik zo boos werd van het eerste deel was dat het een absoluut ongenuanceerd verhaal was. De wereld was af, het was klaar, nu moesten we gaan implementeren.
Gelukkig werd het in het tweede deel wat genuanceerde, als zagen ze dat zelf waarschijnlijk niet eens zo.
Toen maakte Erik bijvoorbeeld duidelijk dat hij met name bedoelt dat *eindgebruikers* de leertechnologie-afspraken niet willen/moeten zijn. Dat zij er voor zorgen dat het voor die gebruiker net zo eenvoudig wordt om in Blackboard een federated search over o.a. het Ariadne repository uit te voeren als het is om een Google opdracht uit te voeren. Dat die gebruiker niet eens weet (of hoort te weten) dat het wat anders is. Dat zijn op de achtergrond alles aan elkaar knopen (met behulp van leertechnologie-afspraken). En dat 80% van de metadata in het Ariadne systeem automatisch gegenereerd wordt en dat de gebruiker dat niet ziet.
Wayne vulde dat aan met de opmerking dat mobiele telefoons 5 jaar geleden (en eigenlijk nu nog), verre van perfect waren, maar dat ze “goed genoeg” waren om te gebruiken en dat dat voor leertechnologie-afspraken nu ook het geval was en we dus geen smoesjes moesten verzinnen om ze niet te gebruiken.
Wat Wayne niet vertelde was dat in de afgelopen vijf jaar grote hoeveelheden geld gestoken zijn in het verbeteren van die mobiele telefoons en dat er ook daar nog nieuwe technologieën ontwikkeld (moeten) worden.
Dat je zo weinig mogelijk metadata wilt zien is ook duidelijk, maar die moet er wel zijn en dat geldt ook voor de andere onderdelen die nodig zijn bij de genoemde koppelingen, het automatisch extracten van de metadata etc.
Ik had nog nooit een sessie van Erik Duval bijgewoond, hij is er overigens a.s. dinsdag in Utrecht ook weer bij, en het was een sessie waar ik mixed feelings aan over hou.
Overigens was Erik aan het einde van de dag, in de paneldiscussie wel consistent in zijn standpunt en bleek het verschil van mening met bijvoorbeeld Oleg Liber op dat punt (wat is belangrijker om mee te starten: content of didactisch ontwerp) duidelijk.
Dit bericht komt ook op Online Educa 2004.