in: Informatie / mei 2002
Pfff…toch nog even mijn dag verpest. En het weer was zo mooi. Wat heb ik gedaan? Nou, in tegenstelling tot wat ik anders doe heb ik eens een keer ook het achterste deel van het maandblad Informatie gelezen. Dus achter de ‘agenda’ is ook een stuk waar o.a. het NGI wat stukjes mag schrijven. Daar mag ook Kees Louwman van het Nederlands Opleidingsinstituut voor Informatica, een column schrijven over educatie. En daar schrijf ik hier dus over.
Helaas mag ik de column niet scannen en hier voor jullie beschikbaar stellen, maar ik wil/mag er wel een paar stukjes uit citeren en toelichten. Dat maakt het geheel waarschijnlijk wel duidelijk genoeg. Voor diegenen die de Informatie zelf hebben: pagina 61 en 62 van het mei 2002 exemplaar.
Het begin was al goed: In deze reeks van columns schreef ik eerder over het onderwijs in Nederland, dat al jarenlang niet aansluit bij de behoefte van de werkgevers. in de volgend alinea wordt duidelijk waar het om gaat: In deze column wil ik een poging doen om een weg te wijzen hoe het onderwijs beter kan gaan aansluiten op de behoeften van wergevers. Dat veel deskundigen zich al tientallen jaren over deze vraag hebben gebogen en blijven buigen, geeft aan dat de werkelijkheid weerbarstig is.
Zijn visie baseerd de heer Louwman op jarenlange ervaring in het onderwijs, met name in de ICT en vele gesprekken met mensen uit mijn netwerk.
Voor wie het nog niet wist: het niet aansluiten van onderwijs en wens van het bedrijfsleven ligt aan het feit dat het onderwijs onvoldoende verandert, zeker op het gebied van de ICT, want daar lopen ze 5 jaar of langer achter op wat er werkelijk gaande is in de ICT. De oplossing daarvoor: meer flexibiliteit.
Die flexibiliteit kunnen de huidige vakdocenten niet bieden, want ze hebben alleen kennis uit boeken (theorie) en zoals we allemaal weten zijn boeken per definitie verouderd. Daar komt nog eens bij dat die theoretische kennis ook nog een leidt tot onderwijs dat per definitie theoretisch is. Natuurlijk, studenten worden wel op stage getuurd en dat is goede zaak, maar heeft u wel eens een stagiaire over de vloer gehad? En, heeft u daar echt iets over gehad? In het beste geval heeft u net zoveel rendement terug gekregen als u er aan energie heeft ingestopt. U had de opdracht dus net zo goed en met beter resultaat zelf kunnen doen.
Van de begeleiders van die stagiaires heeft hij ook niet echt een hoge dunk: Heeft u die begeleider wel eens gezien? Vaak is het maar een naam, en de persoon erachter ontmoet u misschien bij het afstudeerfeestje of de buluitreiking. En dan is het nog maar de vraag of de begeleider blijk geeft van interesse in uw vak.
De oplossing van de heer Louwman is dat iedere student vanaf zijn of haar 15e levensjaar voor de helft van zijn tijd in een bedrijf gaat werken naast de studie. Dat moet dan overigens niet stoppen als ze 19 of 23 zijn maar, uiteraard, door blijven gaan (een leven lang leren wellicht?). Doordat ze in dat bedrijf werken leren ze niet alleen meer van het vakgebied waarin ze studeren, maar ook andere belangrijke zaken als de cultuur bij bedrijven, verhoudingen tussen mensen, omgaan met complexe vraagstukken en het vragen van hulp aan hun omgeving.
En dat is allemaal nog goedkoper voor de belastingbetaler ook omdat de werkgever uiteraard wil meebetalen, studenten zijn sowieso op deze manier vanaf het begin veel productiever in de werkomgeving. Het is ook voor de student allemaal veel motiverender, immers Ook voor een student metaalbewerking zal het veel motiverender zijn om achter een draaibank producten te maken die ook daadwerkelijk worden gebruikt en verkocht dan eens per week op school een practicum te hebben waarbij een eenvoudig werkstukje wordt gemaakt, dat vervolgens (op zijn best na een beoordeling, maar dan op grond van theoretische criteria) wordt weggegooid.
Het zal duidelijk zijn dat ik niet kan wachten tot volgende maand als Kees ons gaat uitleggen hoe hij de problematiek van de implementatie van de voorgestelde aanpak wil aan aanpakken. Want dat het doorvoeren van deze ideeën niet simpel zal zijn was ook hem wel duidelijk.
Goed, toch even relativerend ter afsluiting. Belangrijk gegeven is het woord Column in de titel. Dat staat ongeveer gelijk aan dat de redactie zegt: de auteur van het nu volgend stukje mag van ons als redactie alle onzin die hij kan verzinnen opschrijven, als zich er mensen boos over maken dan is dat meegenomen want dan krijgen wij weer veel ingezonden brieven, dat is discussie, dat betekent dat ons blad gelezen wordt, en dat is goed voor de oplage (dit laatste was overigens een denkbeeldig citaat!).
Oh, ok dan is het goed…..